In oktober schreef ik over hoe Cadzand en Retranchement veranderden van dorpen met gemeenschap en geschiedenis in decorstukken voor toerisme en vastgoed. Een nieuw artikel in de PZC, met plannen voor wellness, een zwemparadijs en zelfs een golfbaan, bevestigt pijnlijk dat patroon. Wat als visie wordt gepresenteerd, leest als een promotiefolder. Niet wonen, maar consumptie staat centraal. En zolang Cadzand vooral als product wordt gedacht, blijft de leegloop bestaan, hoe luxe de voorzieningen ook worden.
Cadzand zoekt geen bezoekers, maar bewoners
Op 1 oktober publiceerde ik Van kustdorp naar vakantiepark een persoonlijke reflectie over wat er is gebeurd met Cadzand en Retranchement. Dorpen van herinnering, gemeenschap en generaties geschiedenis, die stap voor stap zijn uitgehold door projectontwikkeling en toeristische expansie. Wat ooit leefde, werd façade. Wat gemeenschap was, werd vastgoed. Wat thuis was, werd belegging.
Vandaag las ik in de PZC een artikel dat me onverwacht hard raakte. Boos, zelfs. Niet omdat het nieuw was, maar omdat het onbedoeld precies bevestigt wat ik toen al beschreef.
In dat artikel presenteert het Toeristisch Ondernemers Platform (TOP) Cadzand een toekomstvisie voor Cadzand-Bad. De oplossing voor een dreigend verlies aan aantrekkingskracht? Een overdekt zwemparadijs, een wellnesscentrum met zeezicht, en zelfs een golfbaan. Cadzand-Bad moet een “duurzame en unieke badplaats met jaarrondvoorzieningen” worden.
Wat hier als visie wordt gepresenteerd, leest vooral als een wensenlijst. En belangrijker: als een impliciete verschuiving van verantwoordelijkheid. De boodschap is helder, al wordt ze niet zo uitgesproken. De gemeenschap, via de gemeente, moet nu investeren om een plek te “redden” die juist door dezelfde ondernemerslogica is gecommercialiseerd. De risico’s worden publiek gemaakt. De opbrengsten zijn dat al lang niet meer.
Dit is geen toekomstvisie voor een dorp. Dit is een reparatiepoging van een model dat zelf de schade heeft veroorzaakt.
Want kijk je naar de kern van de problemen die ik in oktober beschreef, dan is de voorgestelde oplossing opvallend voorspelbaar. Leeglopende straten, een verdwijnend verenigingsleven, een gebrek aan permanente bewoners, een uitgeholde dorpsidentiteit. En het antwoord daarop? Meer attracties. Meer voorzieningen. Meer toeristische infrastructuur.
De motor van het probleem wordt opnieuw als oplossing gepresenteerd.
Het voorstel om de verplichte toeristische verhuur af te schaffen klinkt op papier als een opening richting meer leven. Maar ook hier blijft de onderliggende logica dezelfde. Het doel is niet om wonen weer mogelijk te maken voor wie hier zijn leven wil opbouwen, maar om deeltijdbewoning en tweede verblijven aantrekkelijker te maken. Mensen die “meer aanwezig zijn” zorgen voor ogen op straat, voor sfeer, voor consumptie. Dat klinkt warm, maar het is een economische redenering, geen sociale.
Dit gaat niet over jonge gezinnen, over mensen die hier móéten wonen om een gemeenschap te laten functioneren. Het gaat over wie het zich kan veroorloven om er vaker te zijn.
Wat mij misschien nog het meest frustreert, is wat níét centraal staat. Wonen wordt nauwelijks als sociaal vraagstuk behandeld. Starterswoningen worden terloops genoemd, als optie, niet als voorwaarde. Niet als breekpunt. Niet als absolute prioriteit. Terwijl juist daar de kern ligt.
De visie van TOP draait om minder regels voor woninggebruik, meer flexibiliteit, meer kwaliteit, en vooral meer voorzieningen om toeristen het hele jaar door te trekken. Cadzand-Bad wordt beschreven als een “exclusieve en geliefde kustplaats” die zijn aantrekkingskracht dreigt te verliezen omdat investeringen in voorzieningen zijn achtergebleven. De remedie wordt gezocht in wellness, zwembaden, golf, winkels en infrastructuur voor digital nomads.
Maar wonen als dagelijkse realiteit van gewone mensen komt nauwelijks in beeld.
Wat hier wordt uitgewerkt, is geen visie op een woonplaats, maar op een product. Een plek die aantrekkelijk moet blijven voor kapitaal, bezoekers en rendement. Leefbaarheid wordt gelijkgesteld aan beleving. Gemeenschap aan consumptie. Aanwezigheid aan koopkracht.
En dat is precies de verschuiving die me boos maakt.
Want als leefbaarheid onder druk staat, dan komt dat niet door een gebrek aan wellness of recreatie buiten het seizoen. Wat onder druk staat, is dat wonen structureel onbetaalbaar is geworden voor wie geen tweede verblijf, flexibel inkomen of investeringsdoel heeft. Dat probleem los je niet op met een zwemparadijs, maar met politieke keuzes die de vastgoedlogica durven begrenzen.
Precies daar blijft het stil.
Cadzand heeft geen promotiefolder nodig, maar bewoners. Zolang bestuur en beleid dat niet als uitgangspunt nemen, blijft de gemeente investeren in een decor in plaats van in een gemeenschap. De gemeente Sluis heeft een bestuur nodig dat verder kijkt dan toerisme en eindelijk kiest voor duurzaamheid, wonen en het stoppen van de leegloop.