Ik was er laatst nog: Cadzand en Retranchement, de streek van mijn moeders voorouders en de plek waar ik altijd graag ben geweest. Wat ik aantrof, vond ik ronduit vreselijk. De dorpen van mijn herinneringen zijn vermorzeld onder beton en projectontwikkeling.
Tot 2020 had ik het geluk er samen met mijn ouders een prachtig huis te bezitten. Ik heb er genoten van rust, landschap en gemeenschap. Voor mijn familie was dit meer dan zomaar een plek, mijn moeders voorouders leefden hier al in de negentiende eeuw, zoals Elisabeth Beerens (1815–1904), geboren in Sint Kruis en gestorven in Cadzand. Mijn wortels liggen dus diep in deze streek. Maar ja, het werd er niet mooier op. Het dorpsleven brokkelde af, de projectontwikkelaars rukten op, en stukje bij beetje verdween de ziel van de dorpen. Daarom heb ik nu mijn plek gevonden in het prachtige Eynatten, waar nog wél ruimte, stilte en gemeenschap te vinden zijn.
Juist daarom doet het pijn om te zien hoe alles in korte tijd is veranderd. Wat ooit een gemeenschap was, is verworden tot een vakantiepark voor toeristen en projectontwikkelaars. Het karakter en de ziel van de dorpen verdwijnen, en daarmee ook een stuk familiegeschiedenis.
En hoe kon dit gebeuren? In de Gemeente Sluis werden bestemmingsplannen stap voor stap opgerekt, zogenaamd om “de economie te stimuleren” en “de leefbaarheid te versterken”. In werkelijkheid betekende het vooral meer bouwgrond voor luxe appartementen en vakantiehuizen. Bij de boulevard mocht ineens hoogbouw verrijzen, terwijl campings werden omgezet in bungalowparken. Voor de ontwikkelaars was dat een goudmijn. Voor de dorpen betekende het dat gewone woningen schaars werden en dat starters of jonge gezinnen simpelweg geen kans meer hadden.
Maar wat ik nu zag, heeft daar niets meer mee te maken. Waar ooit duinen waren om in te spelen en waar je de zee nog echt kon horen en ruiken, staan nu appartementencomplexen die de horizon afsnijden. Met namen die net zo opgeblazen klinken als hun prijzen, “Duinzicht”, “The Dunes”. Achter die façades gaat geen dorpsleven meer schuil, maar lege tweede woningen. Penthouses die voor zeven miljoen van eigenaar wisselen, voor mensen die er misschien twee, drie weken per jaar verblijven, en die verder geen enkele band hebben met de dorpen of hun bewoners. Het gaat niet meer om wonen, het gaat puur om beleggen, speculeren, status.
De cijfers liegen er niet om. Ondanks het Kustpact van 2017, zogenaamd bedoeld om de kust te beschermen, zijn er duizenden vakantiehuizen bijgebouwd. Driekwart daarvan staat in Zeeland. Officieel noemt men dat “pijplijnprojecten”, plannen die al op de tekentafel lagen. Of men spreekt over “inbreiding”, een woord dat vooral bedoeld lijkt om het geweten te sussen. Want wat betekent het in de praktijk? Campings worden omgebouwd tot bungalowparken, stukken groen verdwijnen onder beton, en overal verschijnen luxe onderkomens voor wie het kan betalen. Mooie eufemismen om te verhullen dat de kust gewoon verder wordt volgestort met steen en glas.
En ondertussen verdwijnt de ziel van de dorpen. Het aantal permanente bewoners is dramatisch geslonken. Van een schoolklas van zestien kinderen is er nu nog maar één die in Cadzand-Bad woont. De rest is weg, vroeg of laat verkocht, uitgekocht, of gewoon vertrokken omdat het leven hier onbetaalbaar is geworden. Het ouderlijk huis ging vaak voor een astronomisch bedrag naar een tweede-woningbezitter uit België of uit de Randstad. Voor de families die hier generaties lang leefden, is er geen plaats meer.
Wat overblijft, is een façade, dorpen die er nog uitzien als een gemeenschap, maar in werkelijkheid een vakantiepark zijn. Gordijnen die altijd gesloten zijn, lege straten buiten het hoogseizoen, een voetbalclub die alleen kan overleven door samen te werken met buurdorpen. Het verenigingsleven brokkelt af, jongeren vertrekken, en de dorpsraad ziet machteloos toe hoe projectontwikkelaars en makelaars de dienst uitmaken.
Makelaars en projectontwikkelaars vieren feest. Ze rollen rode lopers uit voor rijke kopers, tellen hun commissies en prijzen zichzelf gelukkig dat de kust eindelijk “ontdekt” is. De toerist strijkt neer in luxe hotels, wellnesscomplexen en restaurants die zich met sterren laten bewieroken. Voor hen is dit een paradijs, zeezicht, rust, een spa en een glas champagne bij zonsondergang. Maar voor de mensen die hier wortels hebben, voelt het als verraad. De ziel van de dorpen is verkocht, niet aan de gemeenschap, maar aan de hoogste bieder. En dat allemaal voor de korte termijn, voor de dikke portemonnee van enkelen.
Ik koester de herinneringen aan mijn huis in Retranchement, aan mijn ouders en de tijd die we daar samen hadden. Ik herinner me hoe we in de tuin zaten, hoe ik door de polders fietste, hoe de dorpen nog leefden en hoe buren elkaar kenden. Dat huis stond niet alleen voor stenen en grond, maar voor een gevoel van verbondenheid met de streek, een stuk familiegeschiedenis. Maar de streek zelf herken ik niet meer terug. Waar vroeger stilte en gemeenschap waren, heerst nu leegstand en anonimiteit. De kust van Zeeland, ooit een plek van ruimte, rust en verbondenheid, wordt stukje bij beetje veranderd in een vakantiepark voor de rijken.
Het doet pijn om dat te zien. Het maakt me boos. Want dit is geen vooruitgang, dit is roofbouw. Roofbouw op de natuur, die steeds verder wordt weggedrukt. Roofbouw op de dorpen, die hun bewoners verliezen en veranderen in lege façades. Roofbouw op de geschiedenis, die generaties families hier hebben opgebouwd en die in rap tempo wordt uitgewist.
Wat achterblijft, is een glanzende etalage vol beloftes aan toeristen, maar zonder ziel. En daar zit voor mij de grootste tragedie, de dorpen zijn niet gestorven door armoede of stilstand, maar door welvaart die verkeerd verdeeld is. Voor de gemeenschap blijft er niets over.