Antwerpen dreigt zijn museum voor hedendaagse kunst te verliezen. Wat wordt voorgesteld als een “herprofilering” of “international art centre” is in werkelijkheid een afbouw van institutionele verantwoordelijkheid. Dit is geen administratieve ingreep, maar een culturele verarming van een stad die historisch, artistiek en internationaal beter verdient.

Antwerpen verdient een museum, geen presentatieruimte

Wie mij een beetje kent, weet dat ik mijn vrije tijd opvallend vaak in musea doorbreng. Niet uit plichtsgevoel, maar uit oprechte fascinatie. Ik bezoek met evenveel plezier de musea in Antwerpen, Brugge en Gent, en doe dat al jaren. Elk van die steden heeft zijn eigen zwaartepunten, tradities en accenten, en precies daarin vullen ze elkaar uitstekend aan. Het ene museum hoeft het andere niet te beconcurreren om relevant te zijn. Integendeel, samen vormen ze een rijk en gelaagd landschap waarin historische collecties, hedendaagse praktijken, experimentele presentatievormen en internationale verbindingen elkaar versterken. Voor mij is dat geen theoretisch model, maar een concrete ervaring. Ik ga van het ene museum naar het andere, vergelijk, leg verbanden, zie verschillen én complementariteit. Vanuit die ervaring kijk ik met groeiende bezorgdheid naar wat vandaag met het M HKA in Antwerpen gebeurt. Niet omdat Gent of Brugge te veel zouden krijgen, maar omdat Antwerpen dreigt te weinig over te houden.

Antwerpen is geen toevallige kunststad. Ze is dat geworden door geschiedenis, infrastructuur en hardnekkigheid. Door een academietraditie die generaties kunstenaars heeft gevormd. Door een avant-gardeverleden dat nooit comfortabel was, maar altijd richtinggevend. Door kunstenaars, verzamelaars, curatoren en instellingen die samen een ecosysteem vormen dat internationaal meetelt. In zo’n stad hoort een museum voor hedendaagse kunst geen bijzaak te zijn, en al zeker geen verplaatsbare functie. Een museum is geen neutrale tentoonstellingsmachine. Het is een geheugen, een onderzoeksplek, een plek van accumulatie, zorg en verantwoordelijkheid. Het is waar kunst niet alleen wordt getoond, maar ook bewaard, bevraagd en historisch verankerd.

Die verankering is geen abstract begrip. Ze leeft onder meer in de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, die al meer dan drie eeuwen kunstenaars opleidt en internationaal talent aantrekt. Generaties kunstenaars zijn hier gevormd in dialoog met instellingen, tentoonstellingen en verzamelingen in de stad zelf. Een museum voor hedendaagse kunst maakt deel uit van die continuïteit. Het biedt een institutioneel referentiepunt waar opleiding, praktijk en publieke presentatie elkaar kruisen. Wie die schakel wegneemt, verzwakt niet één instelling, maar een hele keten.

Precies dat staat nu op het spel.

Van museum naar “internationaal kunstencentrum”

Met de beslissing van de Vlaamse regering om de museumfunctie van het M HKA tegen 2028 over te hevelen naar het S.M.A.K. in Gent, en het gebouw in Antwerpen te herbestemmen tot een “internationaal kunstencentrum”, wordt een fundamentele grens overschreden. Wat hier wordt voorgesteld als rationalisering of centralisering, is in werkelijkheid een ontmanteling. Een kunstencentrum zonder collectie is geen museum. Een presentatieruimte zonder verzamelopdracht is geen geheugen. Een museum dat geen collectie meer draagt, is als een bibliotheek zonder boeken: zichtbaar, actief, maar zonder geheugen. En een stad zonder institutioneel verankerde hedendaagse kunst verliest meer dan een gebouw, ze verliest culturele zeggenschap.

De term “internationaal kunstencentrum” klinkt ambitieus, maar is inhoudelijk leeg zolang hij niet gepaard gaat met structurele verantwoordelijkheid. Presenteren kan iedereen. Bewaren, contextualiseren en historiseren vergt visie, continuïteit en durf.

Wat hier werkelijk verloren gaat

Het M HKA is geen toevallig museum. Sinds zijn ontstaan heeft het een pioniersrol gespeeld in de ontwikkeling van hedendaagse kunst in Vlaanderen. Het bouwde een collectie uit die lokaal geworteld en internationaal verbonden is. Het fungeerde als ontmoetingsplek tussen kunstenaars, publiek en debat. Het was een plek waar kunst niet alleen werd getoond, maar ook gedacht.

Door de collectie te verplaatsen, wordt die geschiedenis losgekoppeld van de stad waarin ze is ontstaan. Antwerpen wordt gereduceerd tot decor, niet langer actor. Kunst mag hier nog passeren, maar niet meer blijven.

Dat is geen neutrale keuze. Het is een beleidskeuze die impliciet stelt dat stedelijke verankering minder belangrijk is dan bestuurlijke efficiëntie. Dat geheugen kan worden verplaatst zonder verlies. Dat context overdraagbaar is. Dat kunst geen plaats nodig heeft, alleen ruimte. Dat klopt niet.

Antwerpen is daarbij niet alleen een stad waar kunst wordt getoond, maar waar kunst wordt geproduceerd. Kunstenaars wonen hier, werken hier, bouwen hier netwerken op en ontwikkelen hier praktijken die later internationaal circuleren. Een museum voor hedendaagse kunst fungeert in dat proces als referentie en gesprekspartner, niet als eindpunt. Wanneer die functie wordt weggehaald, blijft de stad achter als presentatieplek voor wat elders al gevalideerd is. Dat is een fundamentele verschuiving van positie, van producent naar afnemer.

Een stad is geen satelliet

Dat ecosysteem is bovendien ruimtelijk verankerd. Het Antwerpse Zuid is niet toevallig uitgegroeid tot een culturele kern met musea, galeries, academie en kunstenaarsateliers op wandelafstand van elkaar. Die nabijheid is geen luxe, maar een werkconditie. Ze maakt ontmoeting mogelijk, informeel overleg, kruisbestuiving. Een museum voor hedendaagse kunst is daarin geen losstaand gebouw, maar een dragend knooppunt. Wie het museale gewicht uit die omgeving weghaalt, laat een leegte achter die niet door tijdelijke programmatie kan worden opgevuld.

Antwerpen is geen satellietstad van Gent. Het is een autonome kunststad met een eigen dynamiek, geschiedenis en internationale uitstraling. De gedachte dat de museale functie voor hedendaagse kunst in Vlaanderen best op één plek wordt gecentraliseerd, miskent niet alleen die realiteit, maar ondergraaft haar actief. Centralisatie klinkt rationeel, maar leidt zelden tot culturele rijkdom. Ze verengt perspectieven, homogeniseert beleid en maakt steden afhankelijk van beslissingen elders. Wat vandaag wordt verkocht als efficiëntie, wordt morgen ervaren als verarming.

Een stad zonder museum voor hedendaagse kunst verliest niet alleen prestige, maar ook aantrekkingskracht voor kunstenaars, onderzoekers en internationale positionering. Dat is geen symbolisch verlies, maar een structureel.

De reactie van het M HKA zelf

Het M HKA heeft zelf scherp gereageerd op de beslissing van de Vlaamse regering. Na het schrappen van de nieuwbouw en het verlies van de museumstatus stelde het museum publiek dat deze beslissing niet alleen de instelling treft, maar het volledige culturele ecosysteem van Antwerpen en Vlaanderen. Het museum benadrukte dat het al jaren werkt aan een collectievisie die lokaal verankerd en internationaal verbonden is, en herinnerde aan zijn pioniersrol in de Vlaamse hedendaagse kunst. Tegelijk onderstreepte het team zijn vastberadenheid om te blijven functioneren als plek van kunst, ontmoeting en debat.

“Art is always resilient — and so is Muhka,” klinkt het. Dat is moedig. Maar veerkracht mag geen excuus worden voor beleidsmatige afbouw.

Bron: Muhka responds to Flemish Government’s decision on its status and future, 6 oktober 2025 https://www.muhka.be/en/muhka-responds-to-flemish-governments-decision-on-its-status-and-future/

Dit is geen nostalgie

Dit verzet is geen pleidooi voor stilstand en geen nostalgie naar een vermeend gouden verleden. Musea zijn geen statische instellingen. Ze moeten evolueren, zich heruitvinden, nieuwe publieken aanspreken en hun eigen positie voortdurend bevragen. Structuren mogen veranderen. Taken mogen verschuiven. Ook musea moeten zich aanpassen aan nieuwe artistieke praktijken, veranderende publieksverwachtingen en maatschappelijke contexten.

Maar hervormen is iets anders dan ontmantelen. Veranderen is iets anders dan uithollen.

Een museum reduceren tot een “presentatieruimte” is geen modernisering, maar een inhoudelijke amputatie. Het verwijdert precies datgene wat een museum onderscheidt van een tentoonstellingshal of evenementenzaal: verantwoordelijkheid over tijd. Een museum bewaart, onderzoekt, contextualiseert en bouwt geheugen op. Het draagt zorg voor een collectie, ontwikkelt expertise en verbindt het heden met het verleden en met toekomstige betekenis. Die langetermijnverantwoordelijkheid laat zich niet vervangen door tijdelijke programmering, hoe internationaal of dynamisch die ook wordt gepresenteerd.

Zonder collectie verdwijnt continuïteit. Zonder onderzoeksopdracht verdwijnt verdieping. Zonder institutionele autonomie verdwijnt kritisch vermogen. Wat overblijft, is een ruimte die toont, maar niet draagt. Die programmeert, maar niet bewaart. Die zichtbaar is, maar geen geheugen heeft. Dat is geen vooruitgang, maar het verlies van culturele infrastructuur.

Het argument dat centralisatie efficiënter zou zijn, miskent bovendien dat culturele waarde niet uitsluitend ontstaat door schaalvergroting. Betekenis groeit juist door verankering: door een instelling die langdurig aanwezig is in een stedelijk weefsel, relaties opbouwt met kunstenaars, opleidingen, verzamelaars en publiek, en daaruit een eigen profiel ontwikkelt. Dat proces is traag, contextueel en niet verplaatsbaar zonder schade.

Dit debat gaat dan ook niet over nostalgie, maar over institutionele verantwoordelijkheid. Over de vraag of cultuurbeleid wil investeren in duurzaamheid en diepte, of kiest voor flexibiliteit zonder geheugen.

Antwerpen verdient beter

Antwerpen verdient een volwaardig museum voor hedendaagse kunst. Niet als prestigeproject en niet als symboolpolitiek, maar als noodzakelijke culturele infrastructuur. Een stad met een internationale kunstacademie, een sterke avant-gardetraditie, een actieve kunstenaarsgemeenschap en een lange geschiedenis van verzamelaars en mecenaat kan niet worden afgescheept met een vrijblijvende “presentatieruimte” zonder geheugen, zonder verantwoordelijkheid en zonder toekomst.

Antwerpen is geen decor voor tijdelijke passanten en reizende tentoonstellingen. Het is een stad waar kunst wordt gemaakt, gedacht, verzameld en bediscussieerd. Dat vraagt om instellingen met gewicht. Om plekken die niet alleen tonen wat elders al is gevalideerd, maar zelf betekenis produceren, keuzes durven maken en verantwoordelijkheid dragen over tijd. Een museum is daarin geen luxeobject, maar een dragende structuur. Het biedt context, continuïteit en institutionele stabiliteit in een veld dat anders volledig afhankelijk wordt van projectlogica, tijdelijke subsidies en externe legitimatie.

Wat hier op het spel staat, is dus niet één gebouw, één collectie of één bestuursbeslissing. Het gaat om de vraag of cultuurbeleid nog durft kiezen. Voor plaatsgebondenheid in plaats van abstracte centralisatie. Voor inhoud boven efficiëntieretoriek. Voor een landschap waarin verschillende steden verschillende institutionele zwaartepunten hebben, niet omdat dat inefficiënt is, maar omdat het cultureel noodzakelijk is.

Antwerpen zonder museum voor hedendaagse kunst is geen neutrale herverdeling, maar een bewuste verarming van het culturele ecosysteem. Niet alleen voor de stad zelf, maar voor Vlaanderen als geheel. Een gecentraliseerd model mag op papier overzichtelijk lijken, maar het is kwetsbaar, eenzijdig en arm aan tegenstemmen. Een landschap met meerdere sterke instellingen, elk met een eigen geschiedenis en profiel, is robuuster, kritischer en duurzamer.

Een museum is geen luxe. Het is infrastructuur van betekenis. Infrastructuur die tijd kan dragen, kritiek kan absorberen en geheugen kan opbouwen. En die infrastructuur hoort in Antwerpen thuis, niet als gunst, maar als bewuste culturele keuze.