De groene motor sputtert in België

Er was een tijd, niet eens zo lang geleden, dat Ecolo aan een indrukwekkende opmars bezig was. De partij kon zich profileren als een fris, idealistisch en noodzakelijk alternatief voor de gevestigde orde. Met de klimaatbeweging als rugwind en de politieke verbrokkeling in België als context, groeide Ecolo uit tot een regeringspartij in zowel het Waalse Gewest als op federaal niveau.

Maar anno 2025 zit de groene motor ernstig in de knel. De partij worstelt met dalende peilingen, interne spanningen, stilgevallen klimaatambities en een publieke perceptie die steeds minder flatterend wordt.

Van belofte naar ballast?

De electorale winst van Ecolo rond 2019–2020 kwam voort uit een brede roep om verandering: een ander beleid, een andere stijl, een eerlijkere samenleving. In het begin kon de partij die verwachtingen waarmaken — onder andere met sterke stemmen in het parlement en vernieuwende voorstellen op vlak van mobiliteit, energie en sociale rechtvaardigheid.

Maar eenmaal mee regerend, vooral federaal in de Vivaldi-coalitie, werd het moeilijk om die ambities waar te maken. Enerzijds door de compromislogica van een regering met vier ideologisch uiteenlopende families, anderzijds door het gebrek aan ervaring in complexe machtsstructuren. Wat restte was vaak een verwaterde versie van wat ooit radicaal klonk — of erger: beleidsstilstand.

Interne ruis en verloren profilering

Ecolo kampt met interne verdeeldheid, en die gaat verder dan gewone meningsverschillen over beleid. Binnen de partij woedt al geruime tijd een richtingendebat: moet Ecolo trouw blijven aan zijn activistische, radicaal-ecologische wortels, of evolueren naar een bredere, meer gematigde centrumlinkse volkspartij?

Aan de ene kant staan militanten die vinden dat Ecolo zijn rug moet rechten: duidelijke standpunten innemen tegen fossiele subsidies, pleiten voor hogere klimaattaksen, en de consumptiemaatschappij fundamenteel ter discussie stellen. Aan de andere kant staan partijleden — vaak met ervaring in parlementen of lokale besturen — die pragmatischer willen zijn, de partij willen verbreden, en meer inzetten op haalbare sociale maatregelen in plaats van ideologische zuiverheid.

Deze tweespalt is niet nieuw, maar ze wordt steeds zichtbaarder in publieke optredens en partijcommunicatie. Ministers en parlementsleden spreken elkaar soms tegen, benadrukken verschillende prioriteiten, of vermijden net elk uitgesproken standpunt om niemand tegen de borst te stuiten.

Het resultaat? De partij klinkt niet meer als één stem, maar als een koor waarin elke zanger zijn eigen tempo en toon aanhoudt. In een mediacultuur die gebaat is bij duidelijke lijnen, uitgesproken figuren en herkenbare boodschappen, is dat funest voor de profilering. Kiezers weten vaak niet meer waar Ecolo precies voor staat — behalve dan voor “iets met klimaat”, dat intussen door andere partijen vlot gekopieerd wordt.

De opmars van anderen

Ecolo / Groen zijn al jaren structurele partners binnen de Belgische groene beweging, maar vandaag lijken beide partijen terrein te verliezen aan alle kanten. In Vlaanderen probeert Groen zich staande te houden, in Wallonië krimpt Ecolo. De uitdagingen zijn grotendeels gelijk: interne verdeeldheid, vervagende profilering en electorale concurrentie op hun eigen terrein.

Hoewel de verkiezingsresultaten van Groen minder zwaar tegenvielen dan die van Ecolo, kampen ze met vergelijkbare structurele problemen: onduidelijk leiderschap, moeilijke communicatie en het gevoel dat de partij vooral bestuurt, maar niet meer beweegt. Ze leveren ministers, maar krijgen er nauwelijks politiek krediet voor. Klimaatdossiers stokken, ambities verdampen, en wat blijft hangen is een publieke perceptie van grijze voorzichtigheid waar ooit groene moed stond.

Tegelijkertijd winnen andere partijen terrein op het groene discours. In Vlaanderen profileert Vooruit zich sociaal-progressief én klimaatbewust. In Wallonië en de Duitstalige Gemeenschap duiken lokale burgerlijsten op met linkse of ecologische accenten, maar zonder de ideologische ballast van een traditionele partijstructuur.

Een treffend voorbeeld is mijn eigen woonplaats Raeren, waar de lokale lijst SPplus bij de laatste verkiezingen fors terrein won — ten koste van Ecolo. Hoewel SPplus een linkse partij is zonder uitgesproken ecologische agenda, slaagde ze erin een sociaal discours te voeren dat lokaal sterk aansloeg. De focus lag op betaalbaarheid, sociale rechtvaardigheid en nabij bestuur — thema’s die veel kiezers als concreter en urgenter ervoeren dan de abstractere klimaatretoriek van Ecolo / Groen.

Tot slot hebben zelfs de traditionele partijen geleerd om hun communicatie te vergroenen. Ze praten vaker over duurzaamheid en energietransitie, ook al ontbreekt het dikwijls aan een geloofwaardig beleidskader.

Voor Ecolo / Groen betekent dit: de concurrentie op hun kernterrein is groter dan ooit. Kiezers die vroeger uit overtuiging voor de groenen stemden, vinden vandaag vergelijkbare thema’s bij anderen — maar dan gepresenteerd met meer lokale inbedding, strategische scherpte of bestuurlijke geloofwaardigheid. Daardoor wordt het voor beide partijen steeds moeilijker om zich onderscheidend en relevant te positioneren.

Waar is het klimaat gebleven?

Misschien wel de grootste teleurstelling voor veel kiezers is dat het klimaat — hét bestaansrecht van groene partijen — nauwelijks terrein gewonnen heeft tijdens deze regeerperiode. Ja, er is de Europese Green Deal, die alle lidstaten richting klimaatneutraliteit tegen 2050 stuurt. Maar België slaagt er nauwelijks in om die doelstellingen te vertalen in zichtbaar, samenhangend beleid.

Dat komt deels door de institutionele versnippering: klimaatbeleid is in België grotendeels een gewestelijke bevoegdheid. Vlaanderen, Wallonië en Brussel voeren elk hun eigen agenda, terwijl de federale regering — waarin Ecolo zetelt — amper greep heeft op cruciale domeinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit of energieproductie.

Er zijn in Vlaanderen en Wallonië weliswaar diverse "Green Deals" gelanceerd — vrijwillige samenwerkingsverbanden rond circulair bouwen, biodiversiteit of gedeelde mobiliteit — maar deze zijn niet bindend en leveren zelden grote structurele doorbraken op.

Het gevolg: ondanks grote woorden bij aanvang van de legislatuur, is er geen klimaatsprong voorwaarts gemaakt. De strijd tegen fossiele subsidies blijft steken, de vergroening van mobiliteit loopt stroef, en hernieuwbare energie haalt de doelstellingen vaak niet. En dus vragen steeds meer mensen zich af: waarom Ecolo, als zelfs met hen in de regering er zo weinig beweegt?

Conclusie

Ik ben pas lid geworden van Ecolo, omdat ik geloof dat er iets moet veranderen — en dat die verandering niet van buitenaf alleen kan komen. Ik wil meewerken aan een partij die durft te kiezen voor het klimaat, voor mensen, en voor eerlijk beleid. Maar tegelijk zie ik een partij die vastzit tussen grote ambities en kleine resultaten, tussen idealen en bestuurslogica, tussen urgentie en stilstand.

Wat ontbreekt, is richting. Er is te veel voorzichtigheid, te weinig vuur. Ecolo lijkt bang om aan te stoten, maar verliest daardoor haar scherpte — én haar band met gewone mensen.

Wat ik mis, is een duidelijke koers, een uitgesproken leider, en een verhaal dat opnieuw hoop en verbeelding wekt. In mijn eigen gemeente Raeren verloor Ecolo de aansluiting, en de stemmen volgden. Niet omdat mensen ecologie onbelangrijk vinden — maar omdat anderen het beter vertaalden naar de leefwereld van de mensen.

Toch geloof ik dat Ecolo nog altijd relevant is. De klimaatcrisis verdwijnt niet. De nood aan eerlijke, moedige politiek is groter dan ooit. Maar dan moet Ecolo zich heruitvinden — als meer dan de partij van windmolens en fietspaden. Ze moet opnieuw dromen én doen.

Voor mij begint dat met meewerken. Maar voor de partij begint het met luisteren. En met durven kiezen.

Wie het klimaat wil redden, moet eerst zijn eigen achterban herwinnen.